′′Dark sound clouds pass by in the only, spacious half an hour piece. Flowing nebula winches above a stinking mud pool, which you irrevocably fall into.′′
” […] This all sounds rather black and white, just like the cover, while in my opinion this music lacks the white. That is by no means bad. The beauty here lies in the darkness, in the nuances of black. In addition, somewhere around half the noise makes its appearance, the mists become frayed and sharp edges and the atmosphere becomes even grittier than it already was. But we are not there yet. Ultimately, a gritty noise storm remains that uprootes and wipes everything away. A storm that could end the dark but doesn’t. As soon as the storm dies down, the mists are back, I see them hanging over my speakers so I know what I’m talking about.”
CADLAG is een kwartet, bestaand uit de bassisten Dejan Brilj en Simon Šerc, de gitarist Boris Laharnar en de in elektronische geluidsmanipulatie gespecialiseerde Neven M. Agalma. Voor de kenners hebben we het om vroegere leden van PureH, Dodecahedragraph, TGWFYTD, Extreme Smoke 57 and Earslaughter. Lees: Inktzwarte ambient, vermengd met noise. ‘+’, het derde album, verscheen deze winter bij Pharmafabrik en doet geen twijfels rijzen over de intenties.
Duistere klankwolken trekken er voorbij in het enige, ruime een half uur durende stuk. In elkaar vloeiende nevelslierten boven een stinkende modderpoel, waar je onherroepelijk in wegzakt, is een associatie die zich bij mij direct aandient. Eigenlijk vind ik die ‘+’ daar niet zo bij passen, zeker niet als we kijken naar wat de groep hier zelf over zegt: “{ Phenomenology of [+]. Plus and minus being (NOT) one and the same. [+] as additive function and [-] as subtractive function. Both encompass difference, yet belong to one and the same movement, i.e. movement forwards and movement backwards. Both are too much and too less at the same time; both are use(ful/less). Both are movements of empty mathematical forms, that belong to nothingness of their instrumental derivative, i.e. every(no)thing.”
Dit klinkt namelijk allemaal nogal zwart – wit, net als de hoes, terwijl deze muziek voor mijn gevoel het wit nagenoeg ontbeert. Dat is geenszins erg. De schoonheid schuilt hier in het duister, in de nuances van het zwart. Ergens rond de helft doet bovendien de noise zijn intrede, krijgen de nevels rafels en scherpe randen en wordt de sfeer nog grimmiger dan hij al was. Maar we zijn er nog niet. Uiteindelijk blijft er een gruizige noise storm over die alles ontwortelt en wegveegt. Een storm die een eind zou kunnen maken aan het duister maar dat niet doet. Zodra de storm gaat liggen zijn de nevels weer terug, ik zie ze hangen boven mijn luidsprekers dus ik weet waar ik over praat.